Om erosie tegen te gaan, ondekte Harry Brearly in 1912 min of meer bij toeval dat een ijzerchroom legering met tenminste 11% chroom niet roestte in een vochtige omgeving. In dat zelfde jaar ontdekte Eduard Maurer eveneens bij toeval dat een aantal ijzerchroom legeringen die elk ongeveer 8% nikkel bevatte en was gemaakt door Benno Strauss, zelfs na maandenlange blootstelling aan zuurdampen ongevoelig was voor aantasting. Maurer en Strauss waren toentertijd beiden werkzaam bij Friedrich A. Krupp te Essen. In de loop van 1914 werd de ijzer-chroom-nikkellegering door Krupp op commerciële schaal gefabriceerd onder de naam V2A staal, met als samenstelling 0,25% koolstof, 20% chroom en 7% nikkel. De overgang van roestend naar niet roestend gaat vrij abrupt.

Dus tot ca. 11% chroom is het effect niet bijzonder aanwijsbaar maar vanaf 11% chroom wel, waarna het bij verdere verhoging van het chroomgehalte tamelijk constant blijft.

Behalve dat rvs dankzij de aanwezigheid van chroom een goede bestendigheid tegen corrosie bezit, is het vanwege datzelfde chroom ook goed bestand tegen oxidatie bij hoge temperaturen.

In tegenstelling tot het sprongsgewijze verloop van de roestvastheid bij toenemend chroomgehalte neemt de oxidatievastheid wel geleidelijk toe met toenemend chroomgehalte.

Nader onderzoek aan deze merkwaardige legeringen bracht aan het licht dat zich aan het oppervlak een chroomoxidehuid had gevormd. Deze oxidehuid is kleurloos, zeer flexibel en dicht, en hecht buitengewoon goed aan de ondergrond. Dit alles in schrille tegenstelling tot de oxidehuid die bij ongelegeerd staal optreedt.

(bron ALURVS)